Corneille Heymans
Banquet speech
Corneille Heymans’ speech from the ceremony in Ghent, Belgium, where the prize was distributed, January 16, 1940 (in Dutch)
Mevrouw!
Bij de overweldigende indrukken, die deze dag voor mij en mijn Familie medebrengt, voegt de komst van Uwe Majesteit de onverwelkbare geheugenis van een Koninklijk-Moederlijke fijngevoeligheid van zuiverste gehalte.
De Vorstin, Die nooit heeft opgehouden Haar levendige en werkdadige belangstelling in den vooruitgang van de medische wetenschappen te betoonen;
Die Zichzelf en Haar doorluchtige Dochter meer dan eens, met het gewaad, ook de gevoelens en de plichten van de ziekenverpleegster heeft opgelegd;
Die Haar bescherming heeft geschonken aan zoo menige stichting van medisch-wetenschappelijk aanbelang, en in ‘t bijzonder aan de medische stichting Koning Elisabeth;
en Die nog onlangs, met volle recht, door de Faculteit van Montpellier onder de Medicinae Doctores Honoris Causa werd opgenomen;
heeft de innemende goedheid gehad Haar opbeurende bezoeken aan onze gemobiliseerde jongens te onderbreken, om ons het onvolprezen bewijs van Hare hooge voldoening, om een bereikten uitslag, persoonlijk te brengen. En, terwijl ik er Uwe Majesteit eerbiedig en zeer oprecht om dank, voel ik dieper de verplichting mij onverpoosd en geheel te wijden aan een wetenschap, die het voorbeeld van Uwe Majesteit ons telkens weer heeft leeren zien als haar meeste verheven beteekenis halende uit haar nut voor het zwakkere volksdeel en voor de lijdende Menschheid.
Hooggeachte Heer Rector!
Uw zoo vriendelijke toespraak is mij recht naar het hart gegaan. U weet hoe innig mijn verbinding is met onze Alma mater en hoezeer mijn geluk om deze wetenschappelijke onderscheiding werd verhoogd, door het besef dat ze ook aan onze jonge maar zeer actieve Vlaamsche Universiteit een internationale eer van onbetwistbare waarde zou verschaffen. De Universiteits-medalje en het adres dat U mij, namens mijn geachte Collega’s hebt aangeboden, zal mij en mijn Familie een kostbaar aandenken zijn van dezen heuglijken dag.
U hebt me vele héél mooie dingen gezegd; maar U zult me, ik ben ervan overtuigd, toch toelaten deze bloemen te deelen met wie ze, evenzeer als ik zelf, hebben verdiend.
Vooral wensen ik een hulde van diepe erkentelijkheid te brengen aan mijn leermeesters: mijn duurbaren en onvergetelijken vader, die met zooveel zorg en liefde ook mijn wetenschappelijke jeugd heeft geleid en met wien ik het onschatbare voorrecht had, gedurende tien jaar, in het zelfde laboratorium, aan dezelfde experimenteele vraagstukken te werken.
Ik weet dat ik de inzichten van het Nobelcomité juist vertolk wanneer ik zeg dat het Karolin Instituut van Stockholm met haar wetenschappelijke erkenning vooral heeft willen eeren het werk waarvan wij het voorrecht hadden de grondfeiten in samenwerking met mijn vader te ontdekken. Moet ik het geluk missen mijn Vader nog levend op dezen bekroningsdag van zijn jongen te begroeten, des te inniger waardeer ik de aanwezigheid van mijn teergeliefde moeder, die het recht heeft door haar kinderen op de handen te worden gedragen.
Onder mijn oud-leeraars der geneeskundige faculteit te Gent gaat mijn erkentelijkheid verder naar de professoren De Stella, Van Durme, Daels, De Beule, Vander Linden en Rubbrecht, van wie ik mij, ten verschillenden titel, den schuldenaar gevoel. Ook tegenover professor Noyons, vroeger te Leuven en thans te Utrecht, alsmede tegenover professor Nolf, wensch ik in ‘t bizonder, op dezen dag, een opwelling van innigen dank in mijn hart te voeden.
Niet minder erkentelijk ben ik U allen, mijn waarde Collega’s, om Uw zoo tallooze blijken van vriendelijke waardeering; aan den warmen gloed der sympathie koestert men zich in de stilte van de wetenschappelijke navorsching, en het werk vordert beter onder goedkeurende belangstelling vanwege ambt – en vakgenooten.
Excellentie!
U vertegenwoordigt hier een land dat ons zeer dicht aan het hart ligt: Zweden, het verre, noordelijke Sprookjesland, het land van zeer hoogstaande kultuur, één voorpost van de Europeesche beschaving.
Met bijzondere vreugde zou ik de reis naar Stockholm hebben ondernomen: de huidige omstandigheden hebben er echter anders over beslist. Dat U, als Gezant van Zweden, de opdracht hebt gelieven te aanvaarden mij persoonlijk de Nobelmedalje en het diploma te overhandigen, is een eer die ik ten zeerste op prijs stel. Intusschen moge onze levendige hoop in vervulling gaan in December aanstaande de herdenkingsdag van Uw grooten medeburger Nobel zal kunnen gevierd worden in den geest eener alle volkeren omvattende vredes-solidariteit, die Nobel van uit Uw heerlijk land mede over het heele menschdom wenschte te laten heersenen.
Hooggeachte Heer Rector Van den Dungen!
Uw optreden op deze vergadering in naam der Belgische zuster-Universiteiten, houd ik voor een zeer heugelijk feit; en de blijken van vriendschap en sympathie die U mij hebt willen betuigen en waarvoor ik U uiterst dankbaar ben reiken, verder dan mijn persoon.
Hartelijke samenwerking en wederzijdschc waardeering tusschen wetenschappelijke werkers hebben zich in dit land, de laatste twintig jaar, steeds meer ontwikkeld. Deze geest van vriendschappelijke verstandhouding vindt zijn voornaamsten grondslag in het geregeld uitgebreider kontakt tusschen collega’s van de verschillende Universiteiten: alweer een der vruchten van de nationale stichtingen voor wetenschappelijk onderzoek, waar elk bijkomstig verschil wordt opgelost in het eenige, alles overheerschende doel: de wetenschappelijke navorsching te bevorderen en aldus de volksgemeenschap te dienen.
Laat me toe, hooggeachte Heer Rector Van den Dungen, met de woorden van dankbaarheid die ik U toespreek, ook den wensch van een steeds betere en broederlijke samenwerking tusschen onze Universiteiten te uiten, zulks ten bate van ons gemeenschappelijk erfgoed: de vaderlandsche cultuur, deel van de wereldbeschaving.
Niets kon mij aangenamer zijn, waarde collega en vriend Bouckaert, dan door U de beteekenis van mijn werk te hooren toelichten. U bent immers niet alleen mijn eerste leerling geweest, maar ook weldra mijn beste en meest getrouwe medewerker geworden en gebleven.
Het laboratorium geeft het beeld als van een groote familie waar werk en leed, maar waar ook vreugde en eer worden gedeeld. Aan mijn leerlingen en mijn medewerkers van binnen – en buitenland, voornamelijk aan U mijn collega en vriend Bouckaert, heb ik zeer veel te danken; zonder deze collaboratie van binnen- en buitenland ware het laboratoriumwerk en het wetenschappelijk onderzoek inderdaad veel minder vruchtbaar en bijna onmogelijk geweest.
De jongere navorschers, uit wier naam U, Mijnheer Boelaert, me zoo hartelijk hebt toegesproken, zijn ons even onontbeerlijk; jeugd brengt inderdaad steeds nieuwe jeugd aan, nieuwen en jongen werklust en geestdrift, benevens de onontbeerlijke kracht van illusie, die het laboratoriumonderzoek tot steun dient.
Met dit dankwoord wensch ik de heele studentenfamilie te bereiken en niet het minst mijn studenten en oud-studenten, die op dit oogenblik onder de wapens zijn. Tot hen zou ik ook een woord van aanmoediging willen richten: Hij die het voorrecht heeft hen op dezen eeredag te mogen toespreken, heeft zeven jaar legerdienst gedaan, waaronder vier jaar aan het front in 1914-18; hij brengt hun het getuigenis dat ook die lange jaren soldatendienst voor hem niet geheel onvruchtbaar zijn geweest. Zij mogen uit onze ondervinding leeren dat, ook na deze zware maanden, een zonnige tijd op hen wacht.
Wat kan ik daar nog aan toevoegen voor U, Excellenties, voor U Hooggeachte Heeren Voorzitters van Kamer en Senaat, Zeer geachte Heer Kabinetoverste des Konings, Hooggeachte Heer Eerste Voorzitter van het Beroepshof, Hooggeachte Heer Procureur-Generaal, Heer Luitenant-Generaal, Zeer geachte Heer Gouverneur van Oost-Vlaanderen, Hooggeachte Heer Burgemeester der stad Gent, Heeren Senatoren en Volksvertegenwoordigers, Heeren afgevaardigden der Akademiën en Wetenschappelijke Vereenigingen en Stichtingen, voor U, Heer Professor Quix, Rector van mijn Utrechtsche Universiteit, voor U, professor Tiffeneau, decaan der faculteit voor geneeskunde te Parijs, voor U, professor Bordet, voor U allen, mijn duurbare vrienden, Collega’s en studenten, die mij met Uw aanwezigheid ten zeerste hebt vereerd en verrijkt met uwe sympathie wat kan ik er nog verder aan toevoegen dan U allen, met diepe ontroering, dank te zeggen, mijn hartelijksten, innigsten en best gemeenden dank.
Nobel Prizes and laureates
Six prizes were awarded for achievements that have conferred the greatest benefit to humankind. The 12 laureates' work and discoveries range from proteins' structures and machine learning to fighting for a world free of nuclear weapons.
See them all presented here.